In bed met…. John Eijssen
De zomerse temperaturen weerhouden me er niet van om bij Gasse Slaapcomfort weer in een heerlijke Hästens Boxspring te stappen en het lekkere dons te delen met JOHN EIJSSEN. Zowat elke Maastrichtenaar kent hem als gastheer van de Cellebroederskapel aan de Brusselsestraat, initiatiefnemer van het Stille Licht en van het boek ‘Stilte in de stad’, dat tijdens de coronapandemie is uitgebracht. Maar John is veel meer dan dat en daarom laat hij in dit zalige bed zijn zachte binnenkant zien.
John is een geboren en getogen Maastrichtenaar, negenvijftig jaar, komt uit een nest waarin hij beschermd is opgevoed vanwege zijn astmatische bronchitis. Dat is van invloed geweest op zijn verdere leven. “Ik kwam in de pubertijd en wilde mijn vleugels uitslaan, maar werd behoorlijk beknot in mijn vrijheid,” vertelt John. “Studeren was niks voor mij, ik was graag onder de mensen en wrong me onder die bubbel van thuis uit. Dat verliep moeizaam en ik ging onverstandige dingen doen om ‘erbij te horen’. Dat zoeken naar nieuwe uitdagingen zit nog steeds in me. Ik wilde graag reizen maar ook dat mocht niet. Via mijn vader kon ik in het ziekenhuis gaan werken. Ik begon er als magazijnklerk, heb me opgewerkt en ben er ruim twintig jaar gebleven. Toen ik een jaar of achttien was moest ik in dienst. Ik wilde eigenlijk niet, want ik had een antipathie tegen het leger en het hiërarchische systeem daar versterkte dat. Uiteindelijk kwam ik in Eindhoven terecht waar ik mijn rijbewijs heb gehaald. Mijn wereld werd eindelijk groter en daar was ik blij mee.”
IK HIELD VAN HET DIENSTBAAR ZIJN
“Terug in Maastricht zocht ik vreemd genoeg het veilige weer op. Blijkbaar grijp je daarop terug,” vervolgt John zijn verhaal. “Ik had geen ambities om verder te leren, dat werd ook niet gestimuleerd, dus pakte ik mijn baan in het ziekenhuis weer op. Ik ging tevens werken bij de vrijwillige politie en werd stads- en grottengids.Het toenmalige ziekenhuis Sint Annadal verhuisde en werd AZM. Daar werd ik weer geconfronteerd met hiërarchie. Toen mijn directe collega wegviel stond ik er alleen voor in een organisatie vol negativiteit. Ik wilde weg. En kon beginnen als conciërge op de middelbare school in Gronsveld. Daar voelde ik me thuis, vormde een brug tussen de kinderen en de leraren, was maatschappelijk betrokken. Helaas verdiende ik er minder dan in het AZM. Ik zat og steeds bij de vrijwillige politie en wilde daarin verder, het dienstbaar zijn hoorde bij mij. Kort voor ik als beroepspolitie kon beginnen, kreeg ik een zwaar auto-ongeluk. Ik raakte honderd procent arbeidsongeschikt. Alles wat ik leuk vond viel weg: mijn nieuwe baan, muziek maken, gids zijn, mijn sociale leven. Ik kon niets meer, zelfs niet de papa zijn die ik wilde zijn voor mijn zoontje. Je zag mijn letsel niet waardoor mensen zeiden: ‘Dee Eijssen sjut de vogel aof.’ Dat kwam heel hard aan. Die periode was een kentering in mijn leven.”
HET GOEDE GEVOEL WEER ERGENS BIJ TE HOREN
“Ik woonde op de Herbenusstraat en mijn zoon zat op de Aloysiusschool. Als ik hem bracht kwam ik altijd de penningmeester tegen van Stichting Cellebroederskapel. We raakten aan de praat en ik kon vrijwilliger worden bij de stichting, met lichte taken als zorgen dat het licht uit was na een activiteit, wc-papier bijvullen, dat soort dingen. Het gaf me het goede gevoel weer ergens bij te horen. De Cellebroederskapel werd overgedragen aan een andere eigenaar zodat wij als stichting de beheerders konden worden. Ook werd het een officiële trouwlocatie. Er brak een leuke tijd aan met veel bruiloften en andere mooie activiteiten. Mijn werkzaamheden breidden zich uit en daarmee mijn sociale leven. Dat werkte positief op mijn herstel. In 2011 werd ik deels goedgekeurd en moest gaan solliciteren terwijl ik me heel prettig voelde als beheerder van de kapel.
Dankzij meneer Oostwegel kon ik beginnen in het Kruisherenhotel. Ik werkte er op de rustigste dagen om ook mijn werkzaamheden in de kapel voort te kunnen zetten. Maar dat was me te rustig. Ik keerde als ZZP’er terug naar de kapel. ‘Voel je vrij om de kapel in de markt te zetten en daar krijg jij een vergoeding voor,’ zei toenmalig voorzitster Odile Wolfs. Dat is niet bepaald een riant salaris en daarom doe je dit werk alleen als je echt hart voor de zaak hebt. Maar mijn gastenboek staat vol mooie en lovende uitspraken, dat is me alles waard en betekent meer voor mij dan een vet salaris.”
IK HEB DE CREATIVITEIT OM IETS TE BETEKENEN VOOR MAASTRICHT
“Stichting Cellebroederskapel is een vrijwilligersorganisatie met mij als betaalde vrijwilliger al achttien jaar aan het roer. Op maatschappelijk en cultureel gebied wil ik graag iets betekenen, maar dat wordt me vaak door andere partijen afgenomen. Ik heb het gevoel dat ik me steeds moet bewijzen, maar ik wil niks bewijzen. Ik heb de creativiteit om iets te betekenen voor de stad en ben graag actief in het maatschappelijke gebeuren, met de kapel als basis. De kapel moet een statement worden in Maastricht. Ik haal voldoening eruit, de dankbaarheid van mensen houdt me op de been en zet me in mijn kracht. We moeten in Maastricht af van het individualistische, daarom wil ik het besef kweken dat de kapel iets maatschappelijks is zonder enig winstbejag, het is geen commerciële horeca instelling. Dat maatschappelijke wil ik breder gaan trekken, een cultureel programma maken in het Statenkwartier. Ik zoek partijen die openstaan voor samenwerking. Als we in 2033 weer voor de titel Culturele Hoofdstad gaan, moeten we de handen in elkaar slaan, een groot draagvlak creëren. Zo ging het ook met het Stille Licht, mensen blijven ermee lopen. Door de continuïteit krijgt het Licht een plekje. Ik zoek de verbinding tussen mensen, reageer vanuit mijn hart en daar wordt wel eens misbruik van gemaakt. Ik wil wel bedienen maar niet dienen. Sinds kort ben ik weer bij de vrijwillige politie, ook dat is er zijn voor de stad.”
TEKST Vivianne Rijnders
FOTO’S Peter van Hooren