Column

Het onweert. Ik zit onder de overkapping in mijn tuin, waar ik door de klamme warmte heen af en toe een fris briesje voel. Eerlijk gezegd vind ik het kinderlijk spannend, buiten zitten terwijl het om me heen bliksemt en dondert. Ik vraag me alleen af of mijn laptop geen bliksem aantrekt. Wellicht een domme gedachte maar je weet het nooit … 

Als ik dit schrijf duurt de zomervakantie nog een weekje. Voor ons leerkrachten is er al werk aan de winkel: de klas inruimen, lesplanningen maken en vergaderen. Schooljaar 2019-2020 was er eentje dat we nooit zullen vergeten. Het Coronaschooljaar. Geen tweede hiervan alsjeblieft. Maar ja, als zoveel mensen zich niet aan de regels houden? Als zoveel mensen de drukte opzoeken in plaats van vermijden? Als zelfs de vierennegentig jarige meneer Hoek negatief commentaar op zijn brief aan de jeugd krijgt? In die brief vraagt hij de jongeren om zich aan de coronaregels te houden en vertelt hij dat zijn jeugd ook niet makkelijk was. Jan Hoek werd vijftien in het jaar dat de oorlog uitbrak. Na acht uur ’s avonds mocht hij niet meer naar buiten vanwege de avondklok. Hij kwam terecht in een grote razzia en werd afgevoerd om te werken in Duitsland. Toen de oorlog voorbij was, wilde hij het normale leven weer oppakken, maar hij kreeg een oproep voor de dienstplicht. Hij vertrok naar Nederlands-Indië, een tijd die hij nog steeds probeert te vergeten. “In oktober 1949 keerden we terug. Ik werd kort daarop vijfentwintig. Jongelui, wat ik wil zeggen: wij waren tien jaar van onze jeugd kwijt. Probeer nou nog een klein jaar de rug recht te houden. Dan kun je daarna waarschijnlijk weer volop van je jonge leven genieten. Ik ben vierennegentig jaar, maar ik reken op jullie.” Helaas zijn er veel jonge mensen die vinden dat ze echt niet zonder feestjes en uitgaan kunnen. De besmettingen lopen op. De rellen ook. In de Haagse Schilderswijk, het Utrechtse Kanaleneiland. Er vallen doden bij ordinaire ruzies. En om meneer Hoek wordt gelachen. 

Waar is deze maatschappij mee bezig? Iedereen roept hard weer terug te willen naar het ‘oude normaal’. Maar op deze manier lukt dat voorlopig niet. Waarschijnlijk zullen ook mensen tegen mij zeggen dat ik makkelijk praten heb. Mijn jeugd ligt ver achter me en ik ben meer dan tevreden als ik kan lezen of schrijven in mijn tuintje. Ik hoef niet zo nodig weg en het is voor mij al een feest om mijn kinderen en de allerliefste kleindochter af en toe te zien. Toevallig stuitte ik vandaag in een tijdschrift op de prachtige toespraak die Koning Willem Alexander tijdens de Nationale Dodenherdenking op 4 mei in Amsterdam hield. Ook hij legde de link tussen de oorlog en deze coronatijd. Hij vertelde over iemand die de hel van de oorlog had doorstaan en weer iets van het leven had weten te maken, zelfs meer dan dat. “Als hij het kon, kunnen wij het ook. Wij kunnen het, wij doen het samen. In vrijheid,” sprak de Koning. Ontroerend mooi. En zo waar. Het Covid-19 virus legt beperkingen op, maar is naar mijn idee niets vergeleken met de oorlog. Dus jongeren, kom op zeg! Even pin hawwe en we hebben het gehad. 

Inmiddels zit ik binnen. Het briesje veranderde in een stevige wind die de regen tot onder de overkapping joeg. Mijn P loodste mij inclusief laptop, die gelukkig onweer-proof bleek, beschermd door een grote paraplu het huis in. Alle ramen staan open, het koelt eindelijk een beetje af. Ik hoop zo dat die frisse wind ook de agressie uit de maatschappij verdrijft. De jongeren ervan doordringt dat even pas op de plaats maken niets af hoeft te doen aan levenskwaliteit. Dat geduld warempel een ‘schone deugd’ is. En dat een bepaalde discipline nodig is en niet stom. Dat een bepaalde discipline levens kan redden. En dat willen we toch allemaal? Dat kúnnen we ook allemaal.

Samen. In vrijheid! 

Vivianne Rijnders©