Column Vivianne Rijnders
Mijn eeuwige optimisme en positiviteit ontlokken sommige mensen wel eens opgetrokken wenkbrauwen of een diepe zucht. Maar je zegeningen tellen, weten dat de zon elke dag weer opkomt al zit ze achter de wolken, blij worden van fietsen langs de Maas met de wind door mijn haren, de stralende lach van mijn kleindochter. Zoveel moois houdt negativiteit op afstand en mij op de been. Wat moet je anders in deze coronacrisis die al meer dan een jaar als een zware klamme deken op ons ligt. Een deken die je niet zomaar af kunt trappen om vervolgens de koele frisheid van alleen een laken te voelen. Nee, deze deken beklemt steeds meer. Geeft steeds minder lucht. En zelfs voor mij verheft positief blijven zich langzamerhand tot een kunst.
Ik zie het aan mijn kinderen. Ze kunnen niet de lol maken die bij hun leeftijd hoort. Hun ogen missen die jeugdige sprankeling. Ze kunnen niet naar school en niet samen met collega’s werken. Als zzp’er heeft mijn schoonzoon al een jaar geen inkomsten. Ja, hij heeft een bijdrage van het Rijk ontvangen die vervolgens door de belastingdienst via mijn dochter wordt teruggevorderd. Prettig geregeld in dit land. Mijn kleindochter went maar niet aan ‘vreemde’ mensen omdat je nergens samen heen kunt en thuis slechts één gast mag ontvangen. Ik merk het aan de kleuters op mijn school. De teleurgestelde gezichtjes als ik op hun vraag of we op Koningsdag weer allemaal leuke spelletjes gaan doen op het plein, moet vertellen dat we voor het tweede jaar geen echt feestje kunnen vieren. Het oprechte “Ik haat corona!” door één van hen. En hoe de rest hem bijvalt: “Ja, ik ook, ik ook. Want we kunnen niet naar de club, ik mag geen verjaardagsfeestje vieren, ik kan nog steeds niet bij mijn oma logeren.” Je kunt het als juf niet maken, maar wat zou ik graag roepen: “Jongens, ik haat corona ook! Heel erg!”
Omdat we de ouders al meer dan een jaar de toegang tot de school van hun kinderen moeten ontzeggen, voeren we nu toch fysiek de oudergesprekken. Onze directeur zorgt voor plexiglazen schermen, we hebben mondmaskers in overvloed en gelletjes om nog jaren uitgedroogde handen van te hebben. Het is zo fijn; er zit iemand tegenover me aan wie ik werkjes van hun kind kan laten zien. Wiens emoties ik op het gezicht kan lezen. Eindelijk richting normaal!
Over normaal gesproken: loop op een zonnige dag eens langs het park, het is overvol. Ik geniet van de aanblik van al die mensen. Van de vrolijkheid. Het gelach en gepraat. Zelfs van de rondzwevende wietwolkjes. Er wordt gezoend en gedronken, een balletje getrapt en gesjanst. Er wordt geleefd zoals jongeren moeten leven. Totdat handhaving de boel ontruimt. En het normale leven weer reduceert tot een leven in je eentje achter een beeldscherm. In een joggingbroek ‘netflixen’. De motivatie om te studeren verliezen. Het duurt te lang. Het moet stoppen. Teveel mensen en teveel zaken gaan hier aan onderdoor. De maatschappij moet weer gaan draaien. We moeten weer gaan leven. Alles eruit halen. Genieten.
En dan komt de persconferentie. Mijn dochter zit op het puntje van haar stoel. We sporen Mark Rutte aan om ter zake te komen in plaats van in taalgebruik vol franjes allerlei clichés het land in te slingeren. Ze gaat haast door het plafond, die jongste van mij, als de verlossende woorden komen dat ze één dag per week naar school mag en dat de avondklok wordt opgeheven. Vrijheid! De terrassen weer opengaan, zij het beperkt maar oké en winkelen weer mag zonder afspraak. De deken verandert op slag in een zomerdekbed. We krijgen meer lucht. De dagen lengen, de lente wacht op ons. Zullen we deze crisis eindelijk achter ons kunnen laten? Vergeten zullen we het nooit. En het zal nog lang duren eer alle sporen ervan gewist zijn. Maar mogen we dit voorzichtig een nieuw begin noemen? Ik doe het in elk geval!
Vivianne Rijnders©