Column Vivianne Rijders juli
Zelden bracht de maand juli zoveel turbulentie. Zelden was de maand die synoniem staat voor zomer en vakantie zo donker. Het begon positief met de versoepeling van de coronaregels. We kregen letterlijk en figuurlijk meer lucht toen de mondkapjesplicht verdween. Onbezorgd een terrasje pikken, wat een luxe. Op maandagochtend hoorden we op school eindelijk weer enthousiaste weekendverhalen van onze leerlingen; hoe leuk het in de speeltuin was geweest, dat ze bij oma gelogeerd hadden en met de hele familie de dierentuin hadden bezocht. Het leven leek warempel weer normaal te worden. Even, totdat bleek dat het helemaal open gooien van het uitgaansleven niet zo’n slimme zet was. De jongeren die eindelijk weer konden gaan doen waar ze anderhalf jaar naar gesnakt hadden, zagen de cafédeuren na een paar avondjes stappen alweer dichtgaan. Want het aantal coronagevallen steeg. Heel hard.
En toen werd Peter R. de Vries neergeschoten. Het land was woest. En een week later in de rouw om het dodelijke gevolg van deze laffe smerige daad. Niemand komt er met zijn verstand bij hoe het mogelijk is dat er figuren rondlopen met dodelijke wapens en daadwerkelijk iemand letterlijk het licht uit zijn ogen schieten. Iemand die zijn leven in het teken stelde van het helpen van andere mensen. Die keihard werkte om vermissingszaken op te helderen, tegen misdaad streed. Iemand die vader was. Een partner had. Vrienden en familie. Nederland treurt met hen mee. Met de treurnis kwam de regen. Veel regen. Voor we het goed en wel beseften was Limburg uitgeroepen tot rampgebied.
Het leek wel of al die ellende me voorbij rende en ik lamgeslagen toekeek. Me afvragend waarom corona nog steeds niet onder controle was. Waarom Peter R. de Vries was vermoord. Waarom de rivieren overliepen. Het doordringende geluid van het Amber Alert op donderdagavond bracht me bij mijn positieven. Ik was niet langer toeschouwer. Ik moest aanpakken. Ook ons huis kon onder water komen te staan. Het ‘zoiets gebeurt ons toch niet’ was nu totale onzin. Mijn optimisme moest noodgedwongen plaatsmaken voor pessimistische realiteit. Onze kinderen en hun haastig opgetrommelde vrienden waren geweldig; in een noodtempo hadden zij de inhoud van de benedenverdieping naar boven verhuisd en konden we vertrekken, compleet met onze kat in een volgeladen auto met dierbare spullen, kleding en toiletartikelen, want wanneer konden we terug?
Na een slapeloze nacht bij onze dochter en schoonzoon hoorde ik ’s ochtends vroeg dat onze wijk droog gebleven was. Maar we mochten nog niet naar huis. Flarden nare dromen zoals je die hebt als je tussen waken en slapen in hangt, zaten nog in mijn hoofd en de angst bleef. Een paar uur later konden we de sleutel in het slot van een droge woning steken. Een weelde. De rest van het weekend stond de televisie constant aan en waren we steeds opnieuw oneindig dankbaar om wat ons bespaard is gebleven. Water, de bron van alle leven, heeft zich van een heel andere kant laten zien. Het verwoestte niet alleen huizen maar ook levens, dromen en plannen. De kracht van de natuur is een brute kracht. En laat zich niet beteugelen.
De dag erna scheen de zon. Limburg kon gaan opdrogen. Ik wandelde met mijn kleindochter in de kinderwagen naar de Maas. Die was inmiddels een eind gezakt maar nog vies van kleur. Er dreef heel veel hout in. En een stoel, een kist en een grote mand. Getuigen van de ramp. Het stonk er en je zag hoe hoog het water had gestaan doordat struiken en bomen tot een bepaalde hoogte helemaal bruin waren. Er lagen kapotte vissen. Geen omgeving voor de kleine meid dus ik keerde om. De zon verwarmde mijn rug en trots zag ik de schaduw die voor me uitliep: oma met haar kleindochter. Samen langs het water. Het water, dat vanuit ons getroffen Limburg naar zee stroomt. Alsof er niets gebeurd is. Het water, waar ik ondanks deze ramp toch nog altijd van houd. Alsof er niets gebeurd is.
Vivianne Rijnders©